Verhaal van Felix Falk en Käthe Falk-Ollendorff

Sophiastraat 41, Gouda

Felix Falk (64) en Käthe Falk-Ollendorff (64) woonden ruim twee jaar op dit adres.

Felix werd op 16 november 1879 geboren in Koschmin, Käthe op 3 mei 1880 in Oels. Eind juli 1911 trouwden ze in Wilmersdorf, nu een wijk in Berlijn. In mei 1912 werd hun dochter Nora Renate geboren in Genève.

Felix was een erudiete man, zoon van een rabbi. Na zijn gymnasium studeerde hij filosofie, literatuur, Franse geschiedenis en kunstgeschiedenis. Hij was gepromoveerd, gaf les en publiceerde allerlei tekstkritische studies. In 1934 verliet het echtpaar het onveilige nazi-Duitsland en vestigde zich in Den Haag. Drie jaar later kwam ook hun dochter Nora hiernaartoe. Zij staat als dienstmeisje vermeld op haar Joodse Raadkaart.

Noodgedwongen verhuisde het echtpaar in november 1941 naar Gouda, weg van de kuststreek. Eerst naar de Fluwelensingel en daarna half juni 1941 naar de Sophiastraat 41. Ze woonden ruim twee jaar in dit huis, terwijl de vervolging steeds gruwelijker werd voor de Joden. Zelfs toen eind april 1943 vrijwel alle Joodse inwoners van Gouda al waren verdreven, woonden zij hier nog vier maanden.

In januari 1943 kwam het jonge echtpaar Jan en Jeanne Blankert bij hen boven wonen. Jeanne Blankert liet na haar overlijden een schriftje na, waarin ze haar levensgeschiedenis op had geschreven. Ze bewaarde ook een visitekaartje met een felicitatie van het echtpaar Falk bij haar verjaardag op 3 april 1943. Jeannes dochter vond het visitekaartje onlangs en stuurde het me op. Zie bijgaande foto. De voor het echtpaar Falk aangevraagde Stolpersteine werden net bij me thuis afgeleverd. Roerend toeval.

Volgens een proces verbaal van politieman en Jodenjager Arie Oudenaarden behoorden Felix en zijn vrouw Käthe tot de enkele “achtergebleven joden en jodinnen die een verblijfsgunning hebben bekomen om nog na 23 april 1943 in Gouda te mogen blijven wonen”. Felix was frontstrijder geweest tijdens de Eerste Wereldoorlog, misschien kreeg het echtpaar daardoor nog enig respijt. Het met de Falks bevriende echtpaar Christiaan en Rinske Souffree-Bokma van de Joubertstraat bood hen bij het begin van de razzia’s nog een onderduikplek aan, maar ze meenden beschermd te zijn, schreef Jeanne Blankert.

Felix’ en Käthe’s extra ‘verblijfsvergunning’ was helaas van korte duur. Ze kregen begin september 1943 een oproep voor Westerbork en moesten zich melden op het station. Ze zetten een paar dozen met spullen op zolder en vroegen aan de Blankerts om deze voor hen te bewaren. Op 7 of 9 september werden ze vastgezet in Westerbork. Na een week volgde hun deportatie naar Theresienstadt. In dit kamp  zaten ze een jaar vast, totdat ze in oktober 1944 verder werden gedeporteerd naar Auschwitz. Direct na aankomst werden ze vermoord, het was 25 oktober 1944.

Dochter Nora ging net als haar ouders eind november 1941 vanuit Den Haag in Gouda wonen, maar wel op een ander adres. Daarna verhuisde ze in juni 1941 naar haar ouders in de Sophiastraat. Eind juli 1942 trouwde ze met kantoorbediende Sigbert (Arthur) Gerzon. Ze werd met hem de maand daarop voor vier maanden in Westerbork vastgezet en vervolgens in december weer vrijgelaten. Misschien door het frontstrijderschap van Felix. Daarna woonden ze nog enkele maanden bij de (schoon)ouders in huis in de Sophiastraat.

Het jonge stel moest half april 1943 naar het voor Joden nog ‘relatief geprivilegieerde’ Barneveld en werd eind september 1943 Westerbork vastgezet. Een jaar later, begin september 1944, kwamen ze net als Nora’s ouders in Theresienstadt terecht. Hier zaten Felix en Käthe toen al een jaar vast. Het ouderpaar moest eind oktober door naar Auschwitz. Daar werden ze meteen vermoord op 25 oktober 1944.

Uiteindelijk overleefden dochter Nora en haar man Arthur beiden de oorlog. Waarschijnlijk behoorden ze bij de 1200 Joden die in februari 1945 werden vrijgekocht uit Theresienstadt door bemiddeling van een Zwitserse politicus. Eind september 1945 kwamen ze weer in Gouda wonen. Jeanne Blankert schrijft in een brief van een maand eerder, op 31 augustus, over hen: “Gisteravond kwamen de Souffrées met ….Arthur en Nora op visite. Ze hopen in Gouda een huis te kunnen krijgen. Ze zagen er heel goed uit, maar hebben dan ook een half jaar in Zwitserland doorgebracht. Ze hebben nog 6 weken met de oudelui in Th.stadt gezeten. Toen zijn deze vertrokken met ’t laatste transport dat uit Th. vertrok. Was Dr. F. 65 jaar geweest dan had hij niet weg gehoefd. Er ontbrak echter nog één maand aan! Erg, hè! Nora was heel blij dat we allerlei dingen goed bewaard hadden.”

In Oktober 1949 kregen Arthur en Nora een dochter. Het huwelijk hield geen stand. Nora bleef in Gouda wonen totdat ze in 1961 naar Zweden emigreerde met haar tweede man. In april 1993 overleed ze tachtig jaar oud in Zierikzee.

Twee Stolpersteine in de stoep voor dit adres herinneren nu aan Felix Falk en Käthe Falk-Ollendorff