Verhaal van Basia Austeiczer-Udler en haar dochter Bert(h)a

Graaf Florisweg 98, Gouda

Hier woonde Basia Austeiczer-Udler (70) anderhalf jaar met haar dochter Bert(h)a.

Basia (Basje) werd op 15 september 1872 geboren in Kosmin. Ze trouwde met hotelhouder Max Austeiczer. Het stel kreeg twee kinderen in Starokonstantinov: Schifra in juli 1896 en Berta in juli 1898.

Het gezin emigreerde in 1910 naar Nederland en ging in Rotterdam wonen. Echtgenoot Max overleed op 4 mei 1932. Dochter Berta studeerde af in 1926 en werd advocaat en procureur. Vanaf juli 1940 woonde Basia op de Mathenesserlaan in Rotterdam.

Op 7 april 1941 verhuisde ze noodgedwongen naar Gouda. Ze woonde hier met dochter Berta anderhalf jaar op de Graaf Florisweg 98. Israël en Hadassa Herschberg, de kinderen van haar dochter Schifra woonden de eerste vier maanden bij hen in. Ze staan vermeld op de Goudse Jodenregistratielijst uit 1941. Israël was toen dertien, Hadassa net zes jaar. Hun moeder, Basia’s dochter Schifra, trouwde in 1926 met Schaja Hersch Herschberg en stierf in 1935 een maand na de geboorte van haar dochter. Hun vader hertrouwde begin augustus 1941 in Rotterdam met Betsy Blauw. Zijn kinderen woonden in de vier maanden voor en anderhalve maand na dat huwelijk bij hun oma Basia in Gouda. Hadassa ging hier naar de lagere school, maar openbaar onderwijs werd in september verboden voor Joodse kinderen. Half september 1941 gingen de kinderen weer terug naar Rotterdam.

Op 27 november 1942 verhuisde Basia al dan niet met haar dochter eerst naar het Joods bejaardentehuis op de Oosthaven en op 27 februari naar de Sophiastraat 53. Lang woonde Basia hier zeker niet, al de volgende maand op 25 maart 1943 werd ze vastgezet in Westerbork. Als adres op haar Joodse Raadkaart staat A’dam-Deurloostraat. Misschien heeft ze ook daar nog even gewoond en is vanaf dat adres gedeporteerd naar Westerbork.

Op haar Joodse Raadkaart zie je de pogingen om haar te helpen via de Barneveldlijst en relaties van haar dochter. Maar het was tevergeefs. Vier weken later werd ze gedeporteerd naar Sobibor en direct na aankomst op 23 april 1943 werd ze vermoord.

Kleinkinderen Israël en Hadassa kwamen met hun vader en stiefmoeder Betsy vanuit Rotterdam in Amsterdam terecht en werden op 27 april 1944 in Westerbork vastgezet. Alle vier overleefden ze half mei 1944 hun deportatie naar Bergen-Belsen en in januari 1945 hun transport naar Biberach (uitwisseling Joden/gevangenen). Israël werd later hoogleraar. Hij hield zich met de beveiliging van computers bezig, de NRC omschreef hem eens als een ‘computerkraker met een missie’. Ook dochter Berta overleefde. Ze was heel actief in Joodse organisaties voor en ook na de oorlog en werd 85 jaar oud.

Nu herinnert een Stolperstein in de stoep voor de Graaf Florisweg 98 aan Basia Austeiczer-Udler.