Verhaal van Alfred Landau en Henriëtte Landau-Nehemias
Crabethstraat 36, Gouda
Alfred Landau (63) en Henriëtte Landau-Nehemias (67) woonden hier ruim een jaar.
Henriëtte werd in 1875 in Frankfurt am Main geboren, Alfred in 1878 in Hamburg. Alfreds vader Leopold was een mooie lyrische tenor die jong stierf. Alfred was toen dertien, hij volgde een handelsopleiding. In 1908 trouwde hij met Henriëtte Nehemias, ze speelde goed piano en sprak Frans. Dochter Marianne kondigde zich in mei 1909 aan.
Vanaf 1931 werkte Alfred als vertegenwoordiger voor de Ralli Brothers, een internationaal in Londen gevestigd bedrijf. Hij specialiseerde zich in de huidenhandel. Eindelijk kwam er nu wat meer brood op de plank. Dochter Marinanne ging in 1932 op zichzelf wonen en werkte als stenotypiste.
In 1938 moest Alfred plaats maken voor een niet-Jood. Na een korte omzwerving via Londen zocht het echtpaar zijn toevlucht in Nederland. In Rotterdam zette Arthur een eigen agentuur in huiden op. Begin 1939 kwam ook dochter Marianne naar Rotterdam.
In februari 1941 verhuisden Henriëtte en Alfred noodgedwongen naar Gouda. Vanaf begin september 1941 woonden ze op de bovenverdieping van de Crabethstraat 36. Een jaar huisden ze hier, geïsoleerd en wel. Het nabije park mochten ze niet meer in, het dragen van de Jodenster werd verplicht, met niet-Joden mochten ze niet meer omgaan. Half juli 1942 gingen de gedwongen Jodentransporten vanuit Westerbork rijden.
Twee maanden daarvoor in mei moesten Alfred en Henriëtte verduren, dat hun 33-jarige dochter gevangen werd gezet. Ze zullen weinig tot niets meer van haar gehoord hebben. Op 1 mei werd Marianne vanaf haar woonadres de ’s Gravendijkwal 39b in Rotterdam opgepakt en voor drie maanden vastgezet in het politiebureau Haagseveer. Hiervandaan werd ze naar Westerbork overgebracht, begin augustus volgde haar deportatie naar Auschwitz. Op 30 september 1942 werd ze daar vermoord.
Twee maanden na hun dochter Marianne volgden Alfred en Henriëtte eenzelfde noodlottige weg naar Auschwitz. Op 13 oktober 1942 werden ze opgepakt door de Goudse politie met hulp van de Rotterdamse Jodenjagers ‘groep 10’. In een groep van 27 personen werden ze door de politie naar Amsterdam getransporteerd. Ruim een week zaten ze vast in de Hollandsche Schouwburg, op 22 oktober 1942 moesten ze naar Westerbork. Direct de volgende dag was hun deportatie naar Auschwitz, daar werden ze vermoord op 26 oktober 1942.
Twee Stolpersteine voor dit adres herinneren nu aan Alfred Landau en Henriëtte Landau-Nehemias.