
Toespraak Lex van der Helm – Holocaust herdenking 2025
Geachte Burgemeester, leden van het college, gasten en overige aanwezigen. Wij stellen uw aanwezigheid hier vandaag bijzonder op prijs.
We zijn vandaag voor de herdenking van de Holocaust opnieuw op het treinstation van Gouda, omdat dit wellicht dé plek is waar de herinnering aan de Holocaust in Gouda het meest voelbaar is. Het is vanaf hier dat de joodse inwoners van Gouda hun laatste reis begonnen. Een reis die ze bracht naar een van vernietigingskampen in het Oosten, naar Auschwitz, naar Treblinka, naar Bergen-Belsen of een van die andere duistere plekken. Driehonderdnegentig van hen kwamen om in het vuur van de holocaust. Sommigen van hen verraden door hun Hollandse buren, opgebracht door foute agenten. Maar ook huilend uitgeleide gedaan door machteloze stadsgenoten. Nagezwaaid door verbijsterde klasgenootjes, nagestaard door angstige ouders,.
De holocaust was het sluitstuk van een gewetenloos, vooropgezet plan om doelbewust een heel bevolkingsgroep te vernietigen. Het was niet de eerste keer in de geschiedenis voor de joden dat ze op deze wijze vervolgd werden. Dit keer werden niet alleen joden het slachtoffer, ook verstandelijk beperkten, Roma, Sinti, communisten, Jehova’s en homoseksuelen vielen ten prooi aan de nietsontziende vernietigingsdrang van de nazi’s. Mensen werden slachtoffer van vervolging, niet om wat ze deden, maar om wie ze waren.
Nu, deze maand 80 jaar geleden, werd door de geallieerden het vernietigingskamp Auschwitz bevrijdt. Van alle mensen die waren weggevoerd had slechts een handje vol de kampen overleefd, ze kwamen terug in een land dat niet op ze zat te wachten, hun verhalen niet wou of kon horen, op zoek naar familie die er niet meer was. Verdreven uit hun huizen, bestolen van hun eigendommen.
Anderen hebben kunnen overleven dankzij de naastenliefde van bekenden of volstrekte vreemden die hen met gevaar voor eigen leven onderdak hebben geboden en van voedsel hebben voorzien. Zij gingen vaak, zoals bijvoorbeeld mijn eigen moeder, gebukt onder een schuldgevoel dat ze hun leven lang met zich mee zouden dragen.
Vandaag sta ik hier omdat ik mijn eigen grootouders wil herdenken: Martin Emile Levenbach, vermoord in Bergen-Belsen op 5 december 1944. Ook zijn vrouw Clara Rosa Fontijn was daar. Zij stierf 20 maart 1945 op 46-jarige leeftijd, vier weken voor de bevrijding van het kamp door Britse troepen.
In de laatste maanden van de oorlog tussen januari 1945 en 15 april 1945 stierven alsnog 35.000 mensen in Bergen-Belsen. Er waren 60.000 mensen nog in leven toen het kamp bevrijd werd. 1 op de 4 zou in de maanden daarna alsnog bezwijken, aan uitputting of aan vlektyfus. Niet mijn moeders zus, zij zou het kamp overleven als een van de inwoners van de kinderbarak. Maar ook zij was voor het leven getekend.
Dit jaar is een bijzonder jaar. Het is 80 jaar geleden dat er einde kwam aan de Tweede Wereldoorlog. Van de mensen die de verschrikkingen van de holocaust hebben meegemaakt en hebben overleefd zijn er nog maar een paar in leven. Ook de zogenoemde ‘tweede generatie’ slachtoffers is niet meer zo talrijk en de wereld, hoe pijnlijk en afschuwelijk ook, kent inmiddels weer talrijke nieuwe verschrikkingen die om aandacht schreeuwen.
Is het dan niet tijd om verder te gaan en ons op te winden over het leed van vandaag? Op de website van het Rode Kruis wordt gesproken over 12 miljoen mensen, meest vrouwen en kinderen op de vlucht voor geweld en honger in Soedan. Over 27 miljoen hulpbehoevende in Congo, maar ook Afghanistan, Syrië, Haïti en de Sahel staan op deze trieste lijst. Gaza is verwoest en voorlopig is er nog geen duurzame vrede. Er worden wereldwijd 380 miljoen Christenen vervolgd vanwege hun geloof. Dichterbij huis is het niet echt beter. Meer dan de helft van de moslims in Nederland ervaart discriminatie op basis van geloof of etniciteit.
De verschrikkingen van de Holocaust kwamen voort uit een ongebreidelde haat, haat voor mensen die anders waren, haat voor iedereen die als minderwaardig werd beschouwd. Na de tweede wereldoorlog stonden we op de puinhopen van onze samenleving en zeiden dapper: ‘nooit meer’.
De pijnlijke werkelijkheid lijkt nu dat diezelfde haat er nog steeds is en weer opnieuw is er sprake van een spiraal van geweld, waarin mensen worden getroffen om wie ze zijn, wat ze geloven of simpelweg om waar ze wonen. In onze samenleving lijkt het dat we vooral bezig zijn om ons te verschansen achter onze standpunten. Over wat goed en fout is, over wie goed en fout is. Onze eigen waarheden weerhouden ons de waarheid van de ander te zien. Ze verhinderen ons om ons te kunnen verplaatsen in de ander, om de ander te zien als een mens met eigen opvattingen en overtuigingen.
Het blijven herdenken van de Holocaust is daarom misschien wel het belangrijkste wat we voor onze kinderen kunnen doen. Om ze te laten bedenken wat er gebeurt als we mensen niet meer zien als mensen. Om ze te laten zien dat de dingen die nu gebeuren in landen ver weg van ons, ook hier kunnen gebeuren, hier in Gouda. Om ze te laten zien dat leven in een multiculturele samenleving niet vraagt om inburgeren of integratie, of om uitsluiten en wegzetten, maar vraagt om respect voor elkaars geloof, om empathie voor elkaars leed, om begrip voor elkaars gewoontes.
Ik wil afsluiten met iets dat gezegd is door Anne Frank. Gestorven in dezelfde maand en in hetzelfde kamp als mijn oma. Zij zei:
Wij leven allen met het doel gelukkig te worden, wij leven allen verschillend en toch gelijk.
Moge u de kracht en de steun vinden om u op uw manier in te zetten voor – wat wij joden noemen “Tikkoen Olam” – het herstellen van de Wereld, vanuit uw verstand, uw fatsoen, uw overtuiging of uw God.