Asjer Waterman

Toespraak Asjer Waterman – Holocaust herdenking 2025

Overdenking bij de Holocaust Herdenking Gouda

Asjer Waterman, uitgesproken op zondag 26 januari

Achter de Vismarkt, op nummer 72 hier in Gouda, woonde de familie van Monnikkendam. Vader Maurits, moeder Esther en de twee zoons Leon en Hartog. Maurits was bakker van beroep, en moeder maakte koosjere kaas hier in de stad. Annie Pater-Verkerk kwam op 17-jarige leeftijd in dienst bij de familie als dienstmeisje. Na de oorlog vertelt zij het volgende over de familie:

“Nadat ik van de huishoudschool kwam in 1938 ben ik in betrekking gekomen bij de familie van Monnikendam. Zij woonden toen achter de vismarkt. Meneer was zelf bakker en had een gedeelte in de bakkerij van firma Goedewaagen in de Vissteeg. Zelf had hij zijn eigen klanten maar op zondag bakte en bezorgde hij met zijn karretje brood bij veel andere, ook niet-Joodse klanten. Het was een leuke man en hij werkte hard. Mevrouw ging iedere morgen naar de boerderij op de Ridder de Catsweg, waar onder haar toezicht koosjere kaas werd gemaakt. Altijd op de fiets, door weer en wind, alle goeds over haar. De oudste zoon was banketbakker van zijn vak en Harry was meubelmaker. Vaak ging ik ook met mevrouw naar de kerk, lopers kloppen, zemen etc. Veel heb ik ook de rabbijn ontmoet, die daar dan kippen kwam slachten. Op sjabbatavond ging ik met mijn moeder er naartoe om alles te regelen, waar altijd het bordje met koekjes en snoepjes voor mij klaar stond. Zelf heb ik ook nog wel brood gebracht in het toen Joodse bejaardentehuis op de Oosthaven. Ik heb een heel fijne tijd gehad met veel herinneringen bij deze voor mij lieve mensen. Na afscheid genomen te hebben heb ik nooit meer iets gehoord of van ze gezien.”

Geen van de vier gezinsleden overleefden de oorlog. De ouders Maurits en Esther werden vermoord in Sobibor, beide zoons kwamen terecht in Auschwitz. Nu rest alleen nog hun verhaal, en de struikelstenen die voor het gezin zijn geplaatst achter de Vismarkt.

Het is slechts het verhaal van enkele van de 388 Joden die vanuit Gouda de hel in het oosten tegemoet gingen om nooit meer terug te komen. Maar het was dit verhaal in het bijzonder waar mijn oog op viel, vanwege de meisjesnaam van moeder Esther, die van huis uit Mok heette. Mok, net als mijn oma Mimi Mok. Na wat speuren op genealogiewebsites kwam ik erachter dat de familie van Esther oorspronkelijk uit Haarlem kwam, net als de familie van mijn oma. En dat ook in haar stamboom de namen Mozes of Machiel, en Philip veel voorkwamen, net als bij de familie van mij oma. Hoe het precies zit weet ik niet, maar het kan bijna niet anders dan dat er deze twee families Mok ergens een gedeelde stamvader moeten hebben. En dat brengt het verhaal van de familie van Monnikendam van Achter de Vismarkt in Gouda, voor mij persoonlijk ineens heel dichtbij.

En dat terwijl we anno 2025 in een tijd leven waarbij voor de meeste Nederlanders, al helemaal van mijn generatie, de oorlog steeds verder weg komt te staan. Het is inmiddels 80 jaar sinds de bevrijding van Auschwitz, en in de media verschijnen de laatste jaren steeds meer berichten dat het slecht gesteld is met de kennis over de Sjoa. En de vraag is hoe we daar als samenleving mee om zouden moeten gaan. Er is een bekend chassidisch verhaal, dat gaat als volgt:

Telkens wanneer de roemrijke rebbe Jisroel Baal Sjem Tov zag dat een ramp de Joden bedreigde, ging hij het grote bos in, naar een bijzondere plaats om daar te bidden. Hij stak een vuur aan en sprak eens speciaal gebed uit. Daarmee bewerkte hij een wonder, zodat de ramp werd afgewend.

Wanneer in latere tijden zijn leerling, de gevierde Magid van Mezritsch, om dezelfde reden de noodzaak voelde bij God om genade voor zijn volk te smeken, ging hij naar dezelfde plaats in het grote bos. Daar placht hij te zeggen: ‘Ribono sjel olam – Meester van het heelal, luister naar mijn stem! Ik weet niet meer hoe ik het vuur moet aansteken, maar ik kan het speciale gebed nog zeggen.’ En weer werd het wonder bewerkt zodat de ramp werd afgewend.

Nog later, toen rebbe Mosje-Leib van Sassov de pleitbezorger voor zijn volk was, ging hij het grote bos in en sprak: ‘Ik weet niet hoe het vuur moet worden aangestoken en ik ken het speciale gebed niet, maar ik weet dat dit de juiste plaats is en dat moet toereikend zijn.’ Het was toereikend en het wonder werd bewerkt.

Daarna viel de mitswa om ongelukken te voorkomen toe aan rebbe Jisroel van Rizhin. Zittend in zijn leunstoel, zijn hoofd in zijn handen, sprak hij God aan: ‘Ik ben niet in staat het vuur aan te steken en ik ken het speciale gebed niet, noch weet ik waar de juiste plaats in het grote bos is. Ik kan niet meer doen dan het verhaal vertellen en dat moet voldoende zijn.’ En het was voldoende.

De herinnering aan de sjoa vervaagt. Het duurt niet lang meer of de ooggetuigen van de verschrikkingen van die tijd zijn niet meer onder ons. Het enige wat wij nog kunnen doen is het verhaal te vertellen. Te vertellen over de familie Monikkendam en al die anderen die de dood vonden in de naziterreur. Maar zal het genoeg zijn?

Een verhaal vertellen op zich doet nog niet zoveel. Om een verhaal te vertellen heb je in de eerste plaats mensen nodig die naar de verhalen willen luisteren. En niet alleen naar de verhalen willen luisteren, maar ook tot hen door te laten dringen wat die verhalen betekenen. En om die betekenis vervolgens een plek te geven in het dagelijks handelen.

Maar gebeurt dat? We leven niet in een samenleving waar morgen weer een moord op 6 miljoen mensen staat te gebeuren. Gelukkig maar. Maar we leven wel in een samenleving waar onverdraagzaamheid sterk toeneemt. Waar Joden zich in toenemende mate beperkt voelen om hun Joodse identiteit in volle openheid te beleven. Een samenleving waar homo’s zich in toenemende mate onveilig voelen op straat en waar moslims dagelijks ervaren dat ze als de ander, als vreemdeling worden weggezet, ook als hun familie hier misschien al 4 generaties woont. Als we een samenleving zijn waar dat gebeurt, weten we het verhaal wel juist te vertellen, en is het wel genoeg?

In het Talmoedtractaat Menachot wordt gesproken over de mitswa van tsietsiet, de franjedraden die aan de talliet, aan het gebedskleed vastzitten. Over die tsietsiet zegt de Tora: je zal die tsietsiet zien, en dan zal je je de mitswot, de religieuze geboden herinneren. En de Talmoed vervolgt dan door te zeggen: zien leidt tot herinneren, en herinneren leidt tot doen. Het zien of het horen van een verhaal leidt tot herinneren, en dat herinneren leidt ertoe dat je iets doet. Het handelen, dat is waar het uiteindelijk om gaat.

Asjer Waterman

© Astrid den Haan 2025

Het is fascinerend dat we herdenkingen zoals deze waar wij nu zijn, doorgaans voorzien van een moment van stilte. Die stilte is passend op een dag waarop we stilstaan bij de moord op 6 miljoen Joden die uit heel Europa, ook hier uit Gouda, via dit station, naar de vernietiging werden afgevoerd. Omdat sommige verschrikkingen zo groot zijn dat ze je de woorden ontnemen. Maar in feite gaat herdenken juist niet om zwijgen, maar om je uit te spreken. Om je uit te spreken wanneer een groeiende groep Joden in Nederland het gevoel heeft te moeten verstoppen wie ze zijn. Om je uit te spreken wanneer een optreden van een Israelische comedian gecanceld wordt, en er wordt gesuggereerd dat hij maar beter een Joodse locatie kan zoeken, zoals afgelopen week nog gebeurde. Maar net zo goed om je uit te spreken wanneer moskeeën bedreigende berichten ontvangen. Wanneer moslims als groep worden weggezet als de ander. Om op de juiste momenten juist niet stil te zijn.

Het enige dat we kunnen doen, is het verhaal vertellen. Maar we moeten er ook voor zorgen dat het niet bij de verhalen blijft. Dat het verhaal leidt tot herinneren, en herinneren leidt tot doen. En wanneer we zien dat dat gebeurt, dan zullen we weten dat het genoeg was.