Plaatsingen 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023
STOLPERSTEINE PLAATSINGEN 20 FEBRUARI 2015
De vijfde plaatsing van Stolpersteine in Gouda is een feit. De Duitse kunstenaar Gunter Demnig plaatste vijftien nieuwe Stolpersteine in Gouda. Er liggen nu 198 Stolpersteine verspreid over 45 plekken door de hele stad. Gedenkstenen met een messing plaatje erop, die de geschiedenis van de 388 in de Tweede Wereldoorlog vermoorde Joodse stadgenoten zichtbaar maken.
Moedig trotseerde men deze vrijdagochtend het koude, druilerige weer. Gewapend met paraplu’s fietste, liep en chauffeerde een aardig groepje mensen van plek naar plek. Op elk volgend adres waren ook weer nieuwe gezichten te zien. Aandachtig volgde men het ritueel van het plaatsen en herdenken.
Men kon zien, hoe Gunter Demnig de Stolpersteine vakkundig inmetselde en na afloop – zoals altijd – de stenen afspoelde en liefdevol met een papieren zakdoekje schoonveegde. Stadgenoot Koos Massar stond Gunter Demnig bij. Steeds was er een intro met info van mij, werd door Karel Jongeling kadisj gezegd – een zo belangrijk Joods gebed – en rondde ik de plaatsing weer af. Vriendelijke politieagenten hielden op afstand een oogje in het zeil. Wethouder Hilde Niezen vertegenwoordigde de gemeente en hield een mooi verhaal bij de eerste twee plaatsingen.
Er was een schoolklas met goed luisterende kinderen bij het laatste adres van de ochtend. Bestuursleden Monica Maassen en Anke Huisman-Mak van de Stichting Gouds Metaheerhuis deelden steentjes uit om volgens Joods gebruik na afloop op de Stolpersteine te leggen. Onze prachtige Goudse dichters Inez Meter en Klara Smeets droegen ieder hun gedicht over de Stolpersteine voor. En dan was er het hoogstpersoonlijke verhaal van Simon Vorst, kleinzoon van Simon en Elisabeth Weijl-Pierot.
Tussendoor was er speciale aandacht van verslaggever Marcel Dekker van het radioprogramma De Ochtend op NPO Radio 1.
Tenslotte beëindigde Klara Smeets het derde radio-item met haar gedicht over de Stolpersteine.
Het was “overal een mooie, goede ceremonie”, schreef Miriam Schmidt, en Klara Smeets noemde het “een prachtige serene ochtend”. Zo voelde het voor mij en vele anderen ook.
Achter de Vismarkt 72
De eerste locatie was Achter de Vismarkt 72. Rond negen uur was iedereen hier present voor Demnigs plaatsing van een Stolperstein voor Jansje van Monnikendam-Mok (27). Hier lagen al vier Stolpersteine voor bakker Maurits van Monnikendam (57), kaasmaakster Esther van Monnikendam-Mok (59) en hun zonen, banketbakker Leon (26) en meubelmaker Hartog (23). Gunter Demnig plaatste nu een vijfde Stolperstein bij voor Jansje.
Zij werd geboren in Nijkerk en werkte als apothekersassistente in Amsterdam. Vanaf 8 november 1941 was ze verloofd met Hartog en op 5 april 1943 trouwde ze met hem, vlak voor de deportatie van haar en haar schoonfamilie. Of Jansje hier de paar dagen voor deportatie bij haar man en schoonfamilie gewoond heeft, weten we niet. Ook niet of ze samen met Hartog gedwongen naar Vught is gegaan. Wel was dit kamp voor beiden een tussenstop op 9 april, verder scheidden hun wegen. Vader en moeder Van Monnikendam kwamen half mei aan hun einde in Sobibor, Jansje op 9 juli 1943. De broers Leon en Hartog werden beiden via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord.
Wethouder Hilde Niezen was hier aanwezig namens de gemeente. Ze hield een betrokken verhaal over het lot dat Jansje Mok trof en las het gedicht stolpersteine van Inez Meter voor. Karel Jongeling zei kadisj.
Achter de Vismarkt 72
Crabethstraat 51
Rond half tien plaatste Gunter Demnig in de Crabethstraat 51 een Stolperstein voor Lotty Hirsch-May (59) bij die van Mietje Frank-Cats. Leerlingen van het Wellant College hadden de afgelopen november geplaatste steen voor Mietje tijdelijk weggehaald, zodat Demnig beide Stolpersteine nu mooi bij elkaar zou kunnen plaatsen.
Op dit adres was vroeger een pension. Hier kwam Mietje Frank-Cats als weduwe wonen in 1936. De uit Duitsland gevluchte Lotty Hirsch-May woonde er ruim twee jaar. Ze kwam hier samen met haar man Ludwig Hirsch vanuit Rotterdam wonen in februari 1941. In april 1943 overleed haar echtgenoot; hij werd begraven op de voormalige Joodse begraafplaats. Beiden werden via Westerbork gedeporteerd, Eind oktober 1942 vond Mietje (68) de dood in Auschwitz, de maand daarop werd Lotty om het leven gebracht in Sobibor. Zo liggen hier nu twee Stolpersteine ter herdenking aan beide weduwen.
Ook op deze plek hield wethouder Hilde Niezen een mooie verhaal over Lotty Hirsch-May en zei Karel Jongeling kadisj. De in de regen lichtelijk verkleumde aanwezigen kregen heerlijk warme koffie en thee. Met dank aan de gastvrije vrouw des huizes.
Blekerssingel 29
Tegen tienen plaatste Demnig aan de Blekerssingel 29 twee Stolpersteine voor Jacobus Neeter (52) en Saartje Neeter-Ensel (57).
Saartje Ensel werd in 1885 geboren in Amsterdam. In Zaandam trouwde ze met Jacobus Neeter. Hij was diamantslijper en electriciën van beroep en was in 1889 in Amsterdam geboren. Het echtpaar kwam in 1919 vanuit Delft in Gouda wonen. Eerst op de Graaf Florisweg, vanaf 1939 op de Blekerssingel. Jacob was opzichter bij de electriciteitsfabriek. Beiden zijn vermoord in Auschwitz op 11 november 1942. Ze hadden twee kinderen: Juda werd geboren in 1914 en Maurits in 1915. Maurits woonde in Amsterdam, was kantoorklerk en is in maart 1944 omgekomen in Midden-Europa. Juda deed in Gouda eindexamen aan de Rijks-HBS. Hij overleefde de oorlog.
Op deze plek droeg Klara Smeets haar mooie gedicht ‘Stolperstein’ voor: op de plek waar deze steen spreekt krijgt een mens zijn wezen terug. Karel Jongeling zei kadisj en na afronding gingen we onze weg naar de vierde plek.
Sophiastraat 37
De Vierde locatie was Sophiastraat 37. Tegen half elf plaatste Gunter Demnig daar een Stolperstein voor Heinz Ludwig Lewkonja (18).
Heinz kwam op 26 februari 1941 in Gouda wonen. Over zijn achtergrond vond ik op internet schrijnende info gemengd met human interest. Hij werd geboren in Keulen in 1925 als de onwettige zoon van een Joods meisje van goeden huize, zijn vader zou arts zijn geweest. Als baby werd hij geadopteerd door Irma Auerbach en Erich Lewkonja, een textielkoopman. Zijn adoptief vader had ooit samen met zijn broer een zaak in wolwaren, maar zat sinds 1939 in de gevangenis vanwege een relatie met een niet-Joodse vrouw en werd tenslotte vermoord in Auschwitz. Moeder Irma poogde te emigreren naar Amerika. Uiteindelijk belandde ook zij in Auschwitz om daar te worden vermoord.
In de hoop hem te kunnen redden stuurde ze vlak voor de Tweede Wereldoorlog haar zoon mee met een kindertransport naar Nederland. Hij kwam daar als één van de tweeduizend vluchtelingenkinderen op 13-jarige leeftijd aan in januari 1939. Via Eindhoven en Rotterdam wam hij naar Gouda. Daar woonde hij eerst op Gouwe 99 en vanaf 11 juni 1941 in de Sophiastraat 37. Ook hier redde hij het niet. Op 10 november 1942 werd hij gedeporteerd uit Westerbork, waarna hij misschien dwangarbeid zal hebben verricht rond Auschwitz.
Eind maart 1944 werd hij door de nazi’s vermoord in Midden-Europa.
Een fiere Inez Meter droeg hier aandachtig haar gedicht stolpersteine voor: Godlof – hun namen worden gered – keren terug in de stad – waar zij woonden – de weggevoerden. Speciaal kwam ze hier voor haar jaargenoot Heinz – de jongen die helaas niet haar leeftijd heeft mogen bereiken en in zijn eentje op een grote doorreis was tussen zijn 13de en 18de jaar.
Heinz Lewkonja
Krugerlaan 68
Tenslotte kwamen we rond elf uur bij het vijfde en laatste plaatsingsadres, Krugerlaan 68. Hier kwamen tien Stolpersteine voor Simon Weijl (58) en zijn vrouw Elisabeth Weijl-Pierot (55), Jacques Weijl (25) en echtgenote Regina Weijl-Drukker (24), Juda Weijl (22) en echtgenote Mirjam Weijl-Frank (22), Louis Weijl (21), Hanna Weijl (18), Daniel Weijl (14) en Moritz Körner (14).
Ies Cohen schrijft in zijn Oorlogsherinneringen van Ies Cohen over dit gezin; hij woonde er in de eerste oorlogsjaren schuin tegenover. Aan hem danken we veel informatie. Het echtpaar Weijl-Pierot woonde in dit huis met hun vier zonen, een dochter, twee schoondochters en het vluchtelingetje Moritz Körner (Boebi).
Banketbakker Simon Weijl zocht met zijn gezin na het bombardement van Rotterdam in december 1940 een veilig heenkomen in Gouda. Hij had een banketbakkerij aan de Hoogstraat in Rotterdam. Na zijn komst hier opende hij eerst een winkel aan huis op nummer 68 en later in het centrum. Moritz Körner woonde vanaf zijn tiende tot zijn veertiende jaar in bij de familie. Hij was geboren in Duisburg in 1929 en kwam in 1938 met een kindertransport naar Nederland. Zijn vader was overleden. In augustus 1939 werd hij ondergebracht in het gezin Weijl, dat toen nog in Rotterdam woonde. Op 31 januari 1942 werd Moritz bar mitswah in Gouda, blijkens een advertentie van het echtpaar Weijl.
Op deze ochtend was een kleinzoon aanwezig van het echtpaar Weijl-Pierot, Simon Vorst, een zoon van de overlevende dochter Sellie Vorst-Weijl. In het gloedvolle verhaal dat hij bij op deze plek hield, getuigde hij van het sterke geloof dat hij van zijn overlevende ouders had meegekregen. Mooi was, hoe hij naast de volwassenen ook de aanwezige kinderen van groep 8 van de Graaf Jan van Nassauschool toesprak. Hier een deel van zijn verhaal, zoals hij me dat mailde:
“Mijn opa’s en mijn oma’s, mijn ooms en tantes heb ik niet gekend. Die waren vermoord. Natuurlijk hadden onze ouders en de broers en zus die de oorlog meegemaakt hadden het heel moeilijk. Toch werd er bij ons thuis nauwelijks over het verleden gesproken. Er werd naar de toekomst gekeken. Mijn vader als rabbijn en leraar, bijgestaan door mijn moeder, bouwden een nieuwe joodse gemeente op in het zo zwaar gehavende Rotterdam. Waar haalden mijn ouders, broers en zus, en zo veel andere joden, de kracht en de moed vandaan om verder te gaan, om een nieuw bestaan op te bouwen? Om idealen te hebben? Om weer te durven trouwen? Om weer te lachen en zelfs blij te zijn?
Mijn grootouders waren orthodoxe joden. Vandaag de dag leven vrijwel alle kleinkinderen en achterkleinkinderen van mijn grootouders volgens de joodse traditie. Waar komt dat vandaan? Hoe kan men, na al die vreselijke gebeurtenissen, nog steeds vooruit kijken, opbouwen, leven zoals Gd het wil? Alles was Gd doet is goed. Alleen, wij begrijpen dat vaak niet. Wij weten niet wat voor goeds er is aan al die oorlogen, moorden, ziektes, overstromingen, aardbevingen. Maar omdat wij niet weten en daardoor niet begrijpen, daarom is het nog wel zo.
Ik denk dat mijn grootouders en ouders ongeveer op deze manier gedacht hebben. En daardoor hadden mijn grootouders Weijl na het bombardement in Rotterdam de moed en de kracht om opnieuw in Gouda te beginnen. En daardoor hadden mijn ouders na de oorlog de moed en de kracht om opnieuw in Rotterdam te beginnen. Het is de bedoeling dat wie deze gedenkstenen ziet er over zal struikelen en gaat nadenken. Opdat wij niet zullen vergeten. Opdat wij niet zullen vergeten dat alles wat Gd doet goed is. Dan zullen wij ook niet meer struikelen.”
Ook op deze plek werd tenslotte kadisj gezegd en rondde ik af. Vervolgens wachtte mij en anderen geheel op z’n vrijdags een kopje kippensoep bij de hartelijke bewoners van dit adres.
Zo kwam er een einde aan deze mooie plaatsingsochtend. Vijftien nieuwe stenen zijn er bijgekomen, zodat we in de stad nu 198 Stolpersteine op 45 plekken hebben.