Some do’s en don’ts wanneer je aan tafel in een orthodox Joods gezelschap verkeert
Op vrijdagavond steekt de gastvrouw en soms ook andere aanwezige dames of meisjes twee kaarsen aan en zegt na het aansteken een zegenspreuk waarbij zij de handen voor haar ogen houdt. Voor het avondeten wordt vaak eerst gezongen: Sjalom alechem – een welkom voor de sjabbat-engelen en Eesjet chajil – een loflied op de verstandige en flinke vrouw.
De maaltijd begint met kiddoesj, een zegenspreuk over de wijn. Ga niet zitten, maar blijf voor of achter je stoel aan tafel staan en wees stil totdat je de wijn hebt opgedronken. De gastheer zegt (zingt) de zegenspreuk. Hij deelt wijn uit in kleine bekertjes of glaasjes. Eerst aan zijn vrouw, dan op leeftijd. Je kunt de wijn nadat je het bekertje hebt gekregen en bent gaan zitten, direct opdrinken.
Klaar met de wijn? Het bekertje gaat terug naar het schaaltje waar het op stond, en jij gaat net als de andere deelnemers aan de maaltijd naar de keuken of een fonteintje om handen te overgieten. Dat gebeurt met een kan of beker. Iedere hand wordt overgoten. Daarna zegt ieder voor zich een beracha (zegenspreuk) die eindigt met de woorden ‘Al netielat jadajiem’. Het gezelschap keert terug naar de eettafel, waar iedereen gaat zitten. Wees vanaf het overgieten van de handen stil totdat je een stukje brood uitgedeeld hebt gekregen en op hebt gegeten. De gastheer snijdt de broden (challes) aan en deelt aan iedere een stukje in zout gedoopt brood uit. De maaltijd gaat verder zoals elders ook gebeurt. Aan het einde van de maaltijd wordt gebensjt, dit is het dankgebed na de maaltijd dat hardop wordt gezegd en grotendeels door alle disgenoten wordt meegezongen. Er bestaan fonetische teksten van het bensjen.