Plaatsingen 2023

Plaatsingen 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022

De afgelopen week zijn er 44 Stolpersteine op 35 Goudse adressen bijgeplaatst. Er ligt nu een spoor van 387 Stolpersteine in Gouda. Daarmee is het Goudse Stolpersteineproject ter herinnering aan de 389 vermoorde Joodse stadgenoten bijna afgerond. In april 2024 gaat kunstenaar Gunter Demnig zelf de laatste twee Stolpersteine voor hen plaatsen.

Mooi hoe met dit spoor van gedenksteentjes een donkere bladzij in de geschiedenis van de stad tastbaarder is geworden. De Stolpersteine laten ons zien, hoe ook inwoners van Gouda meegesleurd werden in de maalstroom van de naziterreur.

De afgelopen week zijn deze 44 namen zichtbaar geworden in de Goudse straten: Mozes May, Hermann Diefenbronner en Elsa Diefenbronner-Ettlinger, Helene Weidenreich-Gernsheim, Izaak Trijbits en Paula Trijbits-Gertler, Kurt Julius Seligmann, Marianne Landau, Klara Ringel, Chane Ettel Kleiner-Schulster, Ryfka Malinger, Stefanie Czazckes en Mendel Reiss, Kätchen Schlesinger, Miriem Endzweig-Holles, Louis Franken, Alice Mohr-Kitzinger, Jacques Asser, Lasar Goldenblat, Henriette Leefsma, Alfred Samuel en Marie van Adelsbergen-Beek en David Mozes Leviticus, Marianne Hertz, Jetje van Dantzig-Hartogs, Bertha Zwarenstein, Rozita Hanna Duijts-van Collem, Selma Maass-Strauss, Hester Swaep en Elie Valensi, Rosette Erna Schlesinger, Pinchas Bornszteijn, Gustav Liffmann en Bella Liffmann-Cahn, Albrecht Kirstein, Lina Herrmann-Marx, Alice Sofie Baer, Alma Levy-Drucker, Jacob Vreeland, David Straus, Maria Henriette Grabowski en Bertha Grabowski-Spier, Ernst Lindenberg en Regina Hirsch.

We hebben vier mooie plaatsingsdagen achter de rug van 6 tot en met 9 november. De gemeente steunde me ruimhartig bij deze laatste grote plaatsing. Zij vroeg -net als op de laatste plaatsingsdag vorig jaar- stratenmakers John en Giovanni Lever van Infrabedrijf Van Doorn om de Stolpersteine te plaatsen.

Tussen de nodige buien door kon er goed doorgewerkt worden. Ik had bij alle geplande Stolpersteine-adressen van tevoren een witte stip op de stoep aangebracht. Per plek maakten vader en zoon Lever steeds eerst de straat open. Daarna plaatsten ze de grijze Portugese keitjes en metselden de Stolpersteine zorgvuldig en mooi in. Er was geen officieel publiek bij, maar ook zo met zijn drieën waren er mooie gesprekken met bewoners en toevallige passanten.

Nu zijn ook deze vierenveertig namen weer zichtbaar terug in de stad. Om soms even bij stil te staan. Ik vertel over enkele mensen hieronder iets meer.

Rozita Duijts-van Collem (25) van de Lange Groenendaal 38

Op dit adres voor de Wereldwinkel lagen al zes Stolpersteine. Twee voor slager Levij van Collem en zijn vrouw Rachel van Collem-Jessurun Cardozo en vier voor het uit Duitsland gevluchte echtpaar Schenkolewski-Marx en hun jonge kinderen Mirjam en Moses. Ik beschrijf hen in mijn boek ‘Hier Woonden – Stolpersteine Gouda’.

Op deze plek is nu nog een Stolperstein bijgeplaatst voor dochter Rozita Hanna Duijts-van Collem. Zita kwam hier wonen met haar ouders en pasgeboren broer Hans, toen ze 2,5 jaar oud was. Ze kreeg een gedegen secretaresseopleiding en werkte bij de gemeente Gouda, totdat ze in november 1940 vanwege haar Joodse achtergrond ontslagen werd. Eind mei 1941 trouwde ze in de synagoge op de Turfmarkt met kantoorbediende Frits Duijts uit Amsterdam. Zij was 23, Frits 24 jaar. Het jonge paar ging in Amsterdam wonen.

Vanaf half juli 1942 werkte Zita als secretaresse voor de Joodse Raad. De gedwongen Jodentransporten vanuit Westerbork waren net begonnen. Door haar werk kregen zij en haar man een Sperre, dus voorlopig uitstel van deportatie.

Eind september werd hun dochtertje Louise Jacqueline (Loes) geboren. Ze namen de hartbrekende beslissing om hun dochtertje af te staan voor de onderduik. Zelf durfden of konden ze misschien niet onderduiken.

Begin april 1943 werden Zita en Frits vastgezet in Westerbork, na vijf dagen volgde hun deportatie naar Sobibor. Daar werden ze op 16 april vermoord. De maand daarop kwamen ook Zita’s ouders Levij en Rachel hier om het leven.

Kleine Loes overleefde en bleef na de oorlog bij haar pleegouders wonen. Zita’s broer Hans overleefde en moest leven met het verlies van zijn familie.

Hester Swaep (19) en Elie Valensie (61) van de Oosthaven 10

Voor het Catharina Gasthuis liggen nu twee Stolpersteine voor Hester Swaep en Elie Valensi. Hester woonde er tien maanden, Elie zeven maanden. Voor museumdirectrice Femke Haijtema zijn de gedenksteentjes heel betekenisvol. Ze noemde Gunter Demnigs ontroerende project ‘het mooiste kunstwerk van de wereld’.

Hester Swaep werd in Rotterdam geboren en verdiende de kost als dienstbode. Via Delft kwam ze naar Gouda. In oktober 1941 verhuisde ze naar de Oosthaven. Vanaf 1940 was Conservator Helbers van de Oudheidskamer met twee personeelsleden bezig om het Catharina Gasthuis in een museum te veranderen. Misschien werkte Hester tegen kost en inwoning mee aan het onderhoud van het gebouw.

Begin juli 1942 kwamen er oproepen voor Joden tot veertig jaar voor ‘werkverruiming onder politietoezicht’. Half juli begonnen de gedwongen Jodentransporten vanaf doorgangskamp Westerbork. Hester zou zich na een oproep voor ‘werkverruiming’ op 11 augustus als enige bij het station Gouda hebben gemeld voor transport naar Westerbork. Op 12 augustus werd ze daar ingeschreven. Na twee dagen moest ze mee met de deportatietrein naar Auschwitz. Op 30 september 1942 werd ze daar vermoord.

Elie Valensi werd in 1881 geboren in Tunis. Hij was koopman in fruit en had de Franse nationaliteit. Met zijn vrouw vestigde hij zich in Parijs. Daar kregen ze twee kinderen, Simone en Albert. Het gezin trok naar Rotterdam. In 1939 ging het echtpaar uit elkaar. Elie woonde in Schiedam tijdens het 14 mei-bombardement van Rotterdam.

Vanaf september 1940 moesten buitenlandse vluchtelingen de kuststreek verlaten. Begin februari 1941 verhuisde Elie naar Gouda, hij woonde een jaar op de Ridder van Catsweg 47. Eind mei trok ook het echtpaar Liffmann-Cahn in dit huis. De bewoners raakten bevriend met elkaar.

Op 26 januari 1942 verhuisde Elie naar het Catharina Gasthuis. Ooit een bestedelingenhuis (armenhuis) en nu in de oorlogsjaren een ‘museum in de maak’. Misschien werkte Elie net als Hester tegen kost en inwoning mee aan het onderhoud van het gebouw.

Half juli 1942 begonnen de gedwongen Jodentransporten vanaf doorgangskamp Westerbork. Er kwamen al snel razzia’s om Joden van alle leeftijden op te pakken. Op 17 september 1942 werd Elie vastgezet in Westerbork. Binnen vier dagen moest hij mee met de deportatietrein. Drie dagen later op 24 september 1942 werd hij vermoord in Auschwitz. Zijn ex-vrouw en kinderen overleefden.