Na de oorlog in Gouda

Na de oorlog is het joodse leven in Gouda niet meer goed op gang gekomen. De Catharinahoeve werd al na enige jaren verkocht, evenals de synagoge en het bejaardentehuis. In 1964 werd de Joodse gemeente opgeheven en bij die van Rotterdam gevoegd.

De stoffelijke resten van de lichamen op de Joodse begraafplaatsen van Gouda zijn in 1976 in verband met de hoge waterstand onder rabbinaal toezicht opgegraven  en naar Wageningen overgebracht. De poort en een deel van de muur van de begraafplaats maken deel uit van een monument in het Raoul Wallenbergplantsoen. Een herdenkingsplaquette herinnert aan de omgekomen Joodse inwoners van Gouda.

Van de ongeveer 500 Goudse Joden in van voor de oorlog zijn er meer dan 380 mensen gedeporteerd en vermoord. Sommige overlevenden vestigen zich in grotere steden als Rotterdam en Amsterdam en sommigen emigreren naar Israël of andere landen.

Nieuwe bestemming

Het voormalig bejaardencentrum  bood vanaf 1947 tijdelijk onderdak aan de gemeente Gouda vanwege de restauratie van het stadhuis. In 1953 werd het door het Armbestuur van de Joodse gemeente verkocht aan de plaatselijke Nederlandse hervormde gemeente, en ging het de naam ‘De Haven’ dragen.

De Joodse gemeente werd in 1964 opgeheven en bij die van Rotterdam gevoegd.

In 1989 kwam het gebouw in bezit van de Stichting tot Behoud van het Gebouw De Haven. Deze stichting liet een grondige restauratie en renovatie uitvoeren, waarna het monumentale pand ging functioneren in het kader van begeleid wonen. De namen van de zalen herinneren aan de tijd dat er Joodse bejaarden woonden.

Tegelijk met het gebouw werd ook het voormalig Metaheerhuis gerestaureerd.