Verhaal van Eliazer van der Hoeden en Betty Bonn 

Krugerlaan 94, Gouda

Hier woonden chazan Eliazer (Elias) van der Hoeden (28) en Betty Bonn (31).

Elias werd geboren in Nijkerk in 1915. Betty Bonn in Amsterdam in 1912. Betty en Elias woonden bijna vier jaar in Gouda. Elias was de zoon van Simson van der Hoeden, kleermaker en mede-eigenaar van de kleding- en manufacturenzaak Van der Hoeden. Deze was erg actief binnen de Joodse gemeenschap en stierf een natuurlijke dood in 1927. Elias was erg muzikaal en kon al als kind diverse instrumenten bespelen, waaronder de mandoline. Als volwassene was hij een graag gehoord gastspreker, gaf veel lezingen en cursussen en deed veel om de jongeren actief bij het geloof te betrekken. Bij feesten zorgde hij voor een vrolijke noot met zijn muzikale begeleiding. Een vrolijke, dynamische en gedreven man, aldus een familielid.

Elias was opgeleid aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium in Amsterdam. Voordat hij chazan werd in Gouda, gaf Elias les aan de Joodse school aan de overkant van het IJ in Amsterdam. Een bezoeker van Joods Monument schreef het volgende over hem. Hij was een aardige jongeman met een lachend gezicht, die ooit tegen zijn leerlingen zei: “Ik trap jullie rustig de klas uit met mijn lachende gezicht.”

Van Amsterdam verhuisde Elias in 1937 naar Steenwijk, waar hij chazan werd, dat wil zeggen voorzanger bij de Joodse gebedsdienst. Twee jaar later in 1939 kwam hij in Gouda wonen, waar hij chazan werd in de Goudse synagoge. Eerst woonde hij kort in de Zoutmanstraat. Op 16 november 1939 trouwden Elias van der Hoeden en Betty Bonn. Vier dagen later op 20 november 1939 trokken ze in het huis op de Krugerlaan 94.

Betty Bonn was een dochter van diamantbewerker Joseph Bonn en Jeannette Bonn-de Vries. Beide ouders van Betty zijn vermoord. Alleen Samson, de broer van Betty, heeft de oorlog overleefd. Van Betty Bonn is het origineel bewaard van het kaartje waarmee zij en haar verloofde de mensen bedanken voor de belangstelling bij hun verloving. Ook is de bul bewaard, waaruit blijkt, dat Betty Bonn op 5 februari 1937 aan de Faculteit der Rechten van de UVA haar kandidaatsexamen heeft afgelegd. Voor haar verhuizing naar Gouda woonde ze in de Transvaalstraat in Amsterdam. Van Betty is wel haar studie, maar geen beroep bekend. Gezien het verbod op werken van getrouwde vrouwen in overheidsdienst, een verbod dat pas in 1955 werd opgeheven, is dit niet zo verwonderlijk. Wel vermeldt Ies Cohen dat Betty les gaf op het Joodse schooltje, toen openbaar onderwijs verboden was voor Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Betty en Elias waren beiden heel actief en behulpzaam in de Joodse gemeente, alleenstaande vluchtelingen konden altijd bij hen terecht. Ze behoorden tot de laatste officieel in Gouda ingeschreven Joden, die op transport moesten. Elias werd vermoord op 31 maart 1944 in Polen. Een gemeente wordt niet genoemd, mogelijk werkte hij nog als dwangarbeider in een satellietkamp van Auschwitz. Hij werd 28 jaar.

Betty werd direct na aankomst vermoord in Auschwitz op 19 november 1943. Zij werd 31 jaar. Elias’ moeder Jansje Fortuijn werd vermoord in 1943. Ook Elias’ zusters Aaltje, Esther en Johanna en zijn broer Mozes werden om het leven gebracht. Bertha (Bertie) Goud is de verweesde overlevende dochter van zijn zuster Esther en haar man Abraham Goud. Zij was bij de Stolpersteineplaatsing aanwezig.

Nog iets over Betty Bonn’s overlevende broer Samson (Sem) Bonn en zijn gezin, met name over Betty’s neefje Joep. Sem Bonn trouwde in 1923 met een niet-Joodse vrouw Jacoba (Co) Evers. Daardoor hoefde hij in eerste instantie niet op transport. Samen kregen zij hun zoon Joseph (Joep) Bonn. Sem, Co en Joep hebben alle drie de oorlog overleefd. Sem Bonn was een groot deel van de oorlog ondergedoken, maar had ook een vervalst persoonsbewijs op naam van Stephan Bonn. Hij was weliswaar gemengd-gehuwd, maar de Nederlandse gemengd-gehuwden moesten zich vanaf september 1942 officieel laten registreren. Dan zouden ze een Sperre (tijdelijke vrijstelling voor deportatie) kunnen krijgen, maar in de praktijk werden de gemengd-gehuwden in Nederland ernstig vervolgd, aanzienlijk meer dan in Duitsland. Samen met zijn vrouw heeft hij vele vervalste voedselbonnen en verzetskranten gedrukt.

Na de oorlog heeft Sem, die ambtenaar was, nog lange tijd heel vaak op het Centraal Station gestaan in de hoop dat er iemand van zijn familie zou terugkeren. Maar niemand kwam terug. Sems zoon Joep logeerde nog wel eens bij zijn tante Betty en oom Elias. Zijn ouders waren druk met verzetsactiviteiten en bij Betty en Elias vond hij een warm gezin. Alsof hij een voorgevoel had, wilde hij de avond voordat zijn oom en tante op transport moesten, terug naar huis in Hillegom. Zijn moeder Co haalde de 10-jarige Joep met de fiets op. Voor Joep’s dochters Betty en Judith namen tante Betty en oom Elias welhaast mythische proporties aan door de verhalen van hun vader Joep, voor wie Elias en Betty zo’n lieve jonge oom en tante waren geweest.